Parque Nacional Torotoro* voorbereiding: een busrit van 7 uur over 110 km; dat is inderdaad niet veel meer dan 15 km per uur. In ruil daarvoor krijg je non-stop het meest prachtige landschap voorgeschoteld. Misselijk word je niet in dit tempo en tegen de slaap kan je vechten (de bus vertrekt om 6 uur ´s ochtends). * ingrediënten: * bereidingswijze: huur iedere dag een gids, anders kan je de juiste plekken niet vinden. Dit is niet duur, maar enige kennis van het Spaans is wel zo handig om de uitleg te kunnen begrijpen. Overigens weten de gidsen, die werken volgens het rouleringssysteem van het toeristenbureau, niet al te veel. Voor sommige plekken is het beter een duurdere, onafhankelijke gids te huren. * onze versie:
- dag 2. We lopen twee uur naar Humajalanta, een natuurlijk onstane grot waarvan de eerste kilometer toegankelijk is voor toeristen. We zijn door Juan bij een andere groep gevoegd, waardoor we gezelschap hebben van een Duits stel en twee vriendinnen uit Australië en Schotland. Met z´n allen, en met hulp van de gids, werken we ons door de grot heen. Soms is het hard werken. Voor moeilijke stukken knoopt de gids ergens een touw aan vast om je verder te helpen. In de grot zijn geen hulpmiddelen. De zaklamp die Sandra en ik delen gaan halverwege kapot, waardoor we het moeten doen met het schijnsel van de rest. Dankzij deze dingen is het juist zo bijzonder.
´s Avonds drinken we nog een biertje met ons reisgezelschap en we besluiten om te volgende dag weer met de twee meisjes op stap te gaan; de Duitsers vertrekken alweer. - dag 3. Vandaag hebben we Mario als gids. Iets duurder maar van diverse kanten aangeraden. Deze vriendelijke man gidst al 30 jaar en heeft ook wat te melden. Gelukkig hebben we ook hele goede tolken aan Julie en Hester. We lopen via diverse
naar El Vergel. Dit is een canyon van 100 meter diep waar prachtige jungle-achtige vegetatie is ontstaan door het water dat uit de rotsen naar beneden komt. We hebben broodjes gesmeerd, gezwommen, onder de koude douche gestaan en gelezen in de schaduw. - dag 4. Mario kan ons laten abseilen van de 30 meter diepe waterval van de eerste dag. Ik twijfel en poosje maar ga dan toch mee. Een fotoverslag. Ik kijk naar beneden. Goh, best een eindje. Klimtuig aan. Klaar om te gaan. Noodgedwongen kopje onder op het eerste stuk. Nat verder. Bijna beneden. Hier zag je prachtige regenbogen. En weer terug naar boven. Nadat we allevier waren geweest stond er nog een gaaf onderdeel op het programma. We gingen de grot in waar de waterval uit kwam. Deze keer was er geen touw om ons soms te helpen. Het was een kwestie van je als een spin gedragen. Soms een stukje zwemmen, dan weer kruipen over gaten, dan moeilijke stappen maken van de het ene naar het andere rotsblok. Het laatste stuk ging door een soort zalen van zand. We kwamen uiteindelijk bij een prachtige ruimte uit waar een soort hele grote mierenhoop glinsterde in ons licht. Ik meen me te herinneren dat dit door het calcium in de steen kwam. Ook waren er druppelsgewijs gevormde bergen die eruit zagen als kabouterhuisjes. Na ons hier een poosje aan te hebben vergaapt, klommen we de hele weg weer terug. Foto's van de tocht ontbreken omdat een toestel ons geklim nooit zou hebben overleefd.
's Avonds dronken we gevieren biertjes op het dakterras van hun hostel en praatten over hoe moeilijk het is om dit soort dingen over te brengen. Je kan een enorm lang stuk op je weblog schrijven, maar lezen mensen het? Is het interessant? Eigenlijk kan het me weinig schelen. Voor ons was Torotoro een onvergetelijke ervaring.
27 september 2005 | 10:47 | categorie: reisdagboek Zuid-Amerika
| Reageer (7)
Van Cochabamba naar TorotoroMijn ogen drinken van het landschap.
22 september 2005 | 07:44 | categorie: reisdagboek Zuid-Amerika
| Reageer (1)
Markt in CochabambaDe markt in Cochabamba is volgens de LP de grootste van Bolivia. Ik geloof dat zo. Het ding is echt enorm. Je kan een half uur één kant oplopen en dan is het einde nog steeds niet in zicht. Fruit, versgeperst sap, straatsnacks, groente, brood, kant-en-klare maaltijden van kleine kookkarretjes, kaas, kruiden, vlees, onderdelen van varkens, elektronica, kaarsen, kleren, schoenen, fruit, versgeperst sap, straatsnacks, groente, brood, kant-en-klare maaltijden van kleine kookkarretjes, kaas, kruiden, vlees, onderdelen van varkens, elektronica, kaarsen, kleren, schoenen, etc. Onze favoriete straatsnack is overigens de pastel, door ons ´koffiefilter´ gedoopt door de verlijkbare vorm. Het is een gefrituurd deeglapje met daarin gesmolten kaas en poedersuiker er overheen. Smullen!
21 september 2005 | 20:55 | categorie: reisdagboek Zuid-Amerika
| Reageer (0)
Ontbijten in OruroOnze trouwe reisgids zei al dat Oruro niet zo´n toeristische plaats was, en dat de eetgelegenheden niet voor 11 uur ´s ochtends open gaan. Try Mercado Campero for early breakfast. Dat deden we dus, toen we om half 9 ´s ochtends al rondliepen door een misverstand met de wekker. Op die markt troffen we alleen maar de intussen vertrouwde kleine kookkarretjes aan met totaal onduidelijk eten. Iets tussen macaroni en mais in, met iets vlezigs, met een soort buillon eroverheen - van verre kijkend besloten we dat dat geen goed idee was. Tegen beter weten in liepen we door de omringende straatjes of er misschien toch al ergens een goedkoop restaurantje over was. Rijst met een gebakken ei zou al fijn zijn. Uiteindelijk strandden we toch bij zo´n karretje. Deze serveerde gefrituurde aardappelpuree met daarin een gekookt ei en een stukje worst. Over dit alles gingen twee schepjes soort van goulash. Alles bij elkaar toch best lekker. En dat voor anderhalve Boliviano, 15 eurocenten! Ons geïmproviseerde ontbijt werd afgemaakt met een verse fruitsap. Papaya, banaan en sinaasappel. Zo kunnen we de volgende busreis wel weer aan.
17 september 2005 | 17:55 | categorie: reisdagboek Zuid-Amerika
| Reageer (3)
La Paz
13 september 2005 | 01:15 | categorie: reisdagboek Zuid-Amerika
| Reageer (3)
Van Peru naar BoliviaNa veel dubben en op de kaart en in de Lonely Planets kijken, besluiten we dat we van Puno naar La Paz gaan. We willen nog meer zien in Peru, maar komen over een paar weken gewoon weer terug. Naar La Paz dus. We laten ons naar het busstation fiets-taxiën en willen daar de eerstvolgende bus nemen. We hebben namelijk inmiddels geleerd dat dat een goedkopere methode is dan vantevoren in een office een kaartje kopen. De bus naar La Paz blijkt echter alleen maar ´s ochtends vroeg te gaan. Eén man is zo vriendelijk om ons, enigzins aarzelend, op een alternatieve optie te wijzen: een kleine bus, een micro, nemen naar de grens met Bolivia, de grens oversteken en daarna weer in een ander busje naar La Paz. Hij vertelt er nadrukkelijk bij dat deze bus overal stopt en dat het donker is als we de grens zullen bereiken. Het soort busje dat hij bedoelt hebben we al vaak langs horen komen. ´Horen´, omdat er meestal iemand uit hangt die non-stop de route roept en er graag nog iemand bij inpropt als het eigenlijk niet meer kan. Het lijkt ons leuk. We vinden even verderop de plaats waar deze bussen vertrekken en kiezen vrij willekeurig voor één van de twee routes naar de grens. De rugzakken gaan bovenop de bus, wij gaan erin en ontdekken dan al rijdend dat bij de plaats waar we nu naar toe gaan de grens waarschijnlijk al is gesloten als wij er aan zullen komen. We moeten toch naar die andere plaats, een stukje zuidelijker. Desaguadero. Op ons verzoek worden we er op een splitsing van wegen uit gezet met de opdracht in een andere micro te stappen. Inmiddels is het begonnen te regenen. Na een minuut stopt er een bus die onze tak van de splitsing op gaat. Hij wil ons meenemen voor een veel te hoog bedrag. Uiteindelijk gaan we accoord met de helft, nog steeds veel, maar we willen wel graag verder. Het is ons niet duidelijk of we meerijden met een normale bus, een taxi of gewoon een gezin dat constant mensen oppikt. In ieder geval heeft hij de inmiddels vertrouwde kenmerken van veel religieuze stickers, een heilige bungelend aan het raam (deze keer geplakt op een cd), diverse snuisterijen overal en niet-werkende onderdelen. De snelheidsmeter zegt niks en bij wijze van airco veegt de man constant met zijn mouw het condens van de voorruit. Bij de grens worden we eruit gezet. Wat nu, willen we in Desaguadero blijven of gaan we door naar La Paz? We krijgen de indruk dat dit een niet al te prettige plaats is, iets wat het komende uur alleen maar wordt bevestigd. We besluiten te proberen door te reizen. De grens dus. Waar is die precies en hoe moeilijk is het om in Bolivia te komen? Erg makkelijk, zo blijkt. Je stapt gewoon over een touw heen. We willen echter graag officieel in Bolivia zijn, en belangrijker: er over een poosje ook weer uit kunnen. Inmiddels regent het weer en het is koud. We vinden aan de Bolivia-kant een migratiekantoor en na een poosje zoeken zelfs een man achter een bureautje dat onze paspoorten bekijkt. Dan blijkt dat hij ons niet Bolivia ´in kan stempelen´, want we zijn niet officieel uit Peru. We gaan weer terug, over het touw, over de brug in niemandsland, naar Peru. Daar leveren we onze migratieformuliertjes in en krijgen een salida-stempel. Mooi. Terug naar Bolivia. We vullen een Boliviaans migratieformulier in en krijgen een stempel voor 30 dagen. Jippie! En nu? Het is half 7 en we hebben honger. Eten, dus. Alleen hebben we geen Boliviaans geld. Navraag leert ons dat het enige wisselkantoor aan de Peruaanse kant van de grens is. Zucht. Dus gaan we wéér naar Peru (het is maar goed dat niemand er wat achter zoekt, dat heen en weer lopen van ons) en vinden een geldwisselkantoor. En gaan wéér naar Bolivia. En eten een heel dubieus bord eten. Als daar maar niemand van ziek wordt. En werken ons in een busje dat voor komt gereden. Dit busje zet de vaart erin. Buiten begint het te sneeuwen. Dikke vlokken waaien diagonaal voor de voorruit langs. Het is een wonder dat de bestuurder nog wat ziet. Naast me zit de jongen die het geld int en mensen erbij laat. Hij vindt me razend interessant en staart ongegeneerd. Aangezien ik zijn Spaans amper versta en hij niet weet waar Holanda ligt, ga ik maar op de negeertour. Even later wordt er nog een soldaat in het busje geladen. Eigenlijk pas het niet. Bij poging zeven gaat eindelijk de deur weer dicht en de man staat in een onmogelijke bocht over ons heen. Het is inmiddels 8 uur. We zijn moe. Mijn rugzak is gelukkig tussen mijn benen en niet op het dak, zoals meestal gebeurt bij dit soort busjes. De klep van de rugzak is nat maar ik leg er toch mijn hoofd op en doe mijn ogen dicht. Naast me zingt Sandra zachtjes een liedje. Ik glimlach. We zijn in Bolivia.
12 september 2005 | 23:59 | categorie: reisdagboek Zuid-Amerika
| Reageer (1)
No hay panNa twee drukke weken in Cuzco (acclimatiseren, Spaanse lessen, Sandra ziek, Salkantay tour) reisden we per bus naar Puno. Om deze lelijke stad ging het ons niet. Wel om het meer waar het aan ligt: Lago Titikaka. De eerste ochtend staan we ´s ochtends vroeg aan de haven. We worden belaagd door veel mannen en vinden uiteindelijk een schipper die ons voor een redelijk bedrag wil meenemen. Eerst gaan we naar de islas flotantes: eilanden, gemaakt van riet, die drijven op het water. De mensen leven al eeuwen op die manier en ze kunnen ermee doorgaan omdat er toeristen naar komen kijken. Na een half uur gaat de tocht verder naar Amantaní. Dit is een eiland van een paar kilometer in doorsnee. Je kan er slapen en eten bij een familie voor 20 sol. Het schijnt dat sommige mensen heel leuk door zo´n gezin worden onthaald, maar die van ons heeft daar duidelijk geen zin in. Mogelijk hebben ze elke nacht toeristen over de vloer, dus wij krijgen eten geserveerd op onze kamer. We vinden het prima. Na de lunch (uiteraard een bord soep, met daarna een bord rijst met papas (grote frieten) en vis) gaan we lopen. Er zijn 2 toppen op het eiland. Op de ene staat een Inka ruïne en daar gaan de meeste mensen heen. Wij beklimmen dus de andere. Daar is niemand, behalve wij, de wind en twee vrouwen die nog proberen ons mutsen te verkopen.
Om 6 uur is het donker steek ik de kaarsen aan om verder te kunnen lezen. Sandra ligt haar dreigende ziek-zijn weg te slapen in haar slaapzak. Buiten is het begonnen te regenen. Even later roept de vrouw des huizes ons voor het eten. We worden in een ander kamertje gestald en krijgen daar een bord soep en daarna een bord eten: rijst met een omelet erover heen. Het smaakt ons prima, zeker met de bijbehorende kop mate de coca. We vragen of we hier de rest van de avond mogen blijven zitten. De volgende ochtend gaan we weer naar de plaza. Het is uitgestorven. Er zijn wel twee restaurantjes open en we hebben honger. We gaan naar het restaurant dat een soort communaal project is van de eilandbewonders. Ik bestel pan con queso (broodje met kaas) en Sandra pan con huevo. En twee mate de coca. Even later komt de man verlegen weer naar ons toe: no hay pan. Er is geen brood. Wanneer wel? Rond 1 uur ´s middags. Dan komen er namelijk weer boten aan met nieuwe toeristen, en met nieuw eten. Ook het andere restaurant heeft geen brood, evenals de kleine winkeltjes die her en der al open zijn. Oh. Intussen arriveren alweer nieuwe dagtoeristen en het plein lijkt opeens bomvol. Ook schieten ineens uit alle hoeken meisjes die een soort zelfgemaakte armbandjes van geknoopt katoen willen verkopen. Je zegt nee tegen de ene en dan staat de volgende alweer voor je neus. Negeren werkt nog het best. De schipper van de vorige dag had ons verteld dat er om 12 uur een boot terug zou gaan naar Puno. Dat klopt natuurlijk niet. We verbazen ons er al niet meer over. We waren gewaarschuwd: tijd is een flexibel begrip en meestal vertrekken dingen later, of niet. We zitten in de zon aan de haven te wachten en even later is er een tourboot die ons wel mee wil nemen. Terug naar Puno, en terug naar de keuze wat hierna te doen.
11 september 2005 | 22:40 | categorie: reisdagboek Zuid-Amerika
Salkantay tourAls ik vertelde dat ik naar Peru ging, vroegen veel mensen: ga je dan ook naar Machu Picchu? Ga je de Inka trail doen? Op het eerste antwoordde ik dan natuurlijk ja, maar op het tweede kon ik alleen maar zeggen ´dat weet ik nog niet´. Nu vermoedden we al dat dat gelijk zou staan aan nee, en we kregen gelijk. De Inca trail is een vierdaagse tocht over het pad dat de Inca´s vroeger zelf naar Machu Picchu liepen en dat nu enorm populair is onder toeristen. Toen we in Cuzco op onderzoek uitgingen bleek het al tot november volgeboekt. Gelukkig zijn wij niet voor één gat te vangen, en besloten we de Salkantay tour te gaan doen. Vijf dagen, vier nachten, verder lopen, mooiere natuur (volgens de reisbureaus natuurlijk). Mooi was het. En zwaar. De tweede dag liepen we 20 kilometer, waarbij we stegen van 4500 naar 5300 meter. En weer een heel eind omlaag. Als je goed kijkt zie je rechts de besneeuwde top van Salkantay opdoemen. Ook zie je een zieke groepsgenote op het emergency paard. Dat arme beest had het druk: iemand met een voedselvergiftiging die maar niet over ging, iemand die niet goed was in omhoog lopen in de bergen, en deze tweede dag nog een jongen die ziek werd. Het steilste stuk moest de gids hem drie keer omhoog laten lopen. Bij Sandra en mij ging het best. Je raakt snel buiten adem en je spieren doen pijn, maar we hebben vooral genoten van al die mooie natuur die ik nog nooit had gezien en ook van het harde werken en de groep. Zo liepen we op de derde dag door de jungle. En zaten we op de vierde dag in een bakje gepropt om over een rivier te komen.
Hier twee van die jongetjes, die ook zo vriendelijk waren om ons vroeger dan nodig te wekken: ´Hanna! Sandra! Buenas dias!´ Daar lig je dan in je tent, enigzins brak te zijn. We hadden elkaar als groep die avond juist op biertjes getrakteerd, omdat we ´pas´ om 8 uur op hoefden. De gids. Jose Luis. Sprak Engels met een onmiskenbaar Peruaans accent. Noemde ons altijd ´friends´ en zei ook erg vaak ´hakoegakoe´! Blijkbaar Inca´s voor let´s go. Op de vijfde dag werd het lachwekkend.
7 september 2005 | 01:52 | categorie: reisdagboek Zuid-Amerika
| Reageer (5)
|